De magie van harmonie, autobiografie. H.J.Witteveen
Gibbon, ISBN 978 94 913 6307 8 – 785 woorden
Johannes Witteveen (1921) is voor mij een voorbeeld van de verbinding van wereldse zaken met een betekenis van het leven, spiritualiteit of welk woord je in deze graag gebruikt.
Witteveen groeit op met ouders die actief zijn in het (universeel / indiaas) Soefisme. En die voeding beviel hem. Je ‘ongelukkig voelen’ was aanleiding voor contact, en zelf-onderzoek dat bracht verdieping. Het bracht een diepe wens om in harmonie te zijn. En de evenwichtige jeugd waarin -op een vrije manier- ook andere voeding dan fysieke en intellectuele aangeboden wordt legt een solide basis om hieraan ‘handen en voeten’ te geven.
Zijn intentie –lees ik- iss boosheid, felheid en gehaastheid om te zetten in wil en concentratie.
In zijn maatschappelijke carrière als lector van de HES, minister en voorzitter van het IMF nam hij de kans om zijn maatschappelijke betrokkenheid om zijn spirituele inzichten te verbinden met ‘alle dag’ en verder te verdiepen.
Zo is harmonie geen ‘lieve vrede’, geen inschikkelijkheid. Het is consideratie, het vraagt kracht èn meebewegen. In onze westerse wereld van strijd, concurrentie en competitie is harmonie een opgave, een focus en zeker niet vanzelfsprekend.
Concreet betekent dat bijvoorbeeld dat je in de rol van voorzitter/leider zoekt naar waarover consensus is, en niet hoe je je eigen wil en concept realiseert. Het betekent ook simpel af en toe de tijd nemen –al lijkt die er niet te zijn- om stil te staan, om te beschouwen. Tijd te nemen voor reflectie en bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen…
Het sluit volledig aan bij mijn ervaring in het bedrijfsleven, bestuurlijk werk en het onderwijs. Het sluit aan bij wat ik heb ervaren als noodzakelijk om het een met het ander te verbinden.
Als econoom is Witteveen geïnspireerd door Keynes en diens opvattingen rond het oplossen van economische depressie en werkloosheid. Keynes staat voor sturen en ingrijpen door de overheid op strategische punten om te zorgen dat de vrije economie verder goed loopt. Geen laissez faire politiek, niet de vrije markt als hoogste doel, zoals dat na de Keynes periode bon ton werd graag verwijs ik hier ook naar -mijn beschrijving van- ‘de utopie van de vrije markt’ van Hans Achterhuis.
Het boek bevat ook –en niet zonder reden- veel wapenfeiten. De staat van dienst is niet gering. Voor mij als niet-econoom- maakt het dat af en toe wat moeizamer lezen. Inspirerend is -door alles heen- zijn pleidooi voor ethiek. Hij wijst ook op de pijnlijke gevolgen van het ontbreken van ethiek en moraal die juist nu zichtbaar worden. Zo schenken onredelijk hoge inkomens geen bevrediging, het is een roes waarin bedrijfsleiders met elkaar concurreren- schrijft hij. De crisis toont aan wat er gebeurt als dit ontbreekt bij leiders in het bedrijfsleven. Bij zuiver materialisme ontstaat meedogenloos najagen van winst.
Tot op de dag van vandaag actief legt hij de vinger op verschillende maatschappelijke vragen:
*TV reclame richt zich op bevrediging van primaire driften en zou moeten worden belast . De opbrengst kan worden ingezet voor onderwijsdoeleinden.
*Grote fusies die een overheidsbelang raken zouden onder overheidsinvloed moeten staan. Gebleken is dat grote bedrijven/banken uiteindelijk ook bij de overheid aankloppen als het slecht gaat.
*De huurwet behoort de huur van gesubsidieerde woningen te bepalen, verder zou deze markt evenals de koop-markt vrij tussen partijen moeten zijn.
*Tekorten in de begroting moeten we accepteren: als meer ‘vraag’ nodig is kun je niet zelf met de hand op de knip zitten.
Tenslotte bepleit Witteveen een open houding voor ‘het nieuwe’, het onbekende.
Hij noemt hier bijvoorbeeld het werk van de wetenschapper Ervin Laszlo (het akashaveld). Hij schetst de brug tussen wetenschap en spiritualiteit –een brug die met ‘de verlichting’ werd opgehaald (jw).
Vanuit het soefisme is persoonlijke groei en ontwikkeling als aandeel in de evolutie een uitgangspunt. Dat is dan niet afgezonderd in de bergen maar IN de wereld werken aan doel. Daarbij is het goed je te realiseren dat alle strijd voortkomt uit ego en identificatie met eigenschappen. Dat speelt overigens ook binnen groepen en naties. En dat weerhoudt je/ons van verbinding met het wezenlijke. Vanzelfsprekend is dat je enig moment de zelf gekozen rol kunt ontgroeien. Dat geeft nieuwe ruimte… ruimte voor het onbekende.
Natuurlijk roept het boek ook vragen op.
Ik noem er een: de overheid ziet alleen een keren van de crisis door het stimuleren van de vraag. Maar wat is de zin van al die winkels vol 40 soorten tostimakers, koffiezetters -en andere belangrijke onderdelen van de groeiende berg afval- in relatie tot duurzaamheid en verdeling van welvaart?
Wat is de betekenis van competitie, reclame en concurrentie, waar het ook een belemmerende factor is in de ontwikkeling van ons bewustzijn nar een hoger niveau?
Belangrijk dat zulke vragen kunnen ontstaan, met dank aan mensen als Johannes Witteveen.
Jan Weeda.