Licht en patronen…
‘Iedere keer als ik tegen de lamp loop neem ik een stukje licht mee’ – Jana Beranova.
Eén van de meest rijke ervaringen in zelfontwikkeling is voor mij het zicht krijgen op eigen patronen. Gaan zien hoe je reageert maakt vrij en licht, brengt humor. En wie zich lichter maakt, wordt minder zwaar…
De ervaring op die dag van de stilte week, was er zo een. Ik loop de eetzaal van de abdij in. Er is een tafel gedekt voor 7 – waaraan 6 mensen zitten. En er is een tafel voor 4, waar nog niemand zit. Ik kom binnen als nummer 7. Niet onlogisch om de zevende stoel te bezetten aan de grote tafel…
Ik doe dat niet. Ik ga alleen zitten aan de tafel voor 4. Ik zet me neer en realiseer me: dit is mijn verhaal, ‘waar liefde/samenzijn is, is geen ruimte’, dus ik kies een plek alleen aan de lege tafel.
Ik zit en glimlach om het automatisme waarmee ik dat doe. Vervolgens zit ik daar en maak me eenzaam want er moet heel wat ruimte overbrugd om toch in een gevoel van gezamenlijkheid te komen. Ik reflecteer stil over dat patroon.
Ik maak me klein maar houd me groot en zo wordt de afstand van eenzaamheid soms gelezen als arrogantie. Ik realiseer me dat ik op deze wijze, met dat rare liefde/ruimte concept, soms een onoverbrugbare afstand maak. Is het trouwens niet juist zo dat liefde ruimte is, sprak de architect?
Ik zit alleen en wordt vanzelf eenzaam daar. Het wonderlijke nu is dat ik het me allemaal zie doen.
De grote tafel is inmiddels bezet als een volgende gast binnenkomt, een man die zonder belemmering zijn ruimte in neemt. Het valt me al 5 dagen op. Althans: zo zie ik dat. Is dat Oordeel, of is het Waarneming?
Oordelen is voor mij een gevoelig thema, iets dat aandacht vraagt. Al snel heb ik een beeld bij iemand. Maar kan ik onderscheiden wat oordeel (veroordeling tot een beeld) of waarneming is (blanco zien wat gaande is)? Ik merk dat ik rondloop met mijn eigen geschiedenis die mijn belevenissen stuurt.
Aan de kleine tafel kiest de man een zitplaats schuin tegenover mij. Hij draait zijn stoel wat en zet zich, schuin onderuitgezakt, kijkend naar mij: klaar voor een gesprek.
Ik geef ‘niet thuis’, in aansluiting op de stilteregime in de Abdij. Uiteindelijk zoekt hij en vraagt mij luid sprekend: ‘zijn hier zoetjes?’. Onvermijdelijk te antwoorden en met gedempte stem zeg ik ‘nee’. Van de andere tafel- ook daar werd zijn vraag gehoord, en tot diep in de gang denk ik- staat iemand op die de zoetjes weet en aangeeft.
Ik heb binnenpret: niet zo zeer om de man –ik heb hem niet leren kennen in de stilte van de abdij. Nee, ik lachte om mijn eigen systeem en hoe dragelijk mijn beperkingen zijn door dat ze in zicht waren, door ze te zien en ze gewoon toe te laten nu. Dat is rijkdom.
Jan Weeda